woensdag 30 november 2011

Namen zijn gewoon niet mijn ding

Namen zijn belangrijk. Maanden denken we na over de naam van ons toekomstige kind. Zelfs over de naam van huisdieren ontstaat menige ruzie. Een naam heeft een betekenis en geeft bestaansrecht. Belangrijk dus om namen goed te onthouden.

Zelf maakt het me niet zoveel uit. Mijn naam is al duizenden keren verbastert tot Teja, Thea, Trees of Thera. Geen probleem, ik ben wie ik ben en een letter meer of minder veranderd daar niets aan.

Helaas ben ik een van de weinigen die er zo over denkt. Onlangs las ik dat de meeste mensen het belangrijk vinden om met de juiste naam aangesproken te worden. Een naam zegt iets over de persoonlijkheid. Het kennen van een naam zou een vorm van oprechte belangstelling zijn en een bepaalde intimiteit weergeven.

Ik realiseerde me ineens hoe zwaar de mensen om mij heen het hebben. Regelmatig haal ik de namen van mijn dochters door elkaar. Als mijn broer langs geweest is, noem ik man en zoon dagenlang bij zijn naam. Gelukkig is mijn omgeving er inmiddels aan gewend dat ik met het grootste gemak Ileen Lise noem, Harm zeg waar ik Wout bedoel of Nancy zeg terwijl ik toch echt met Sandie in gesprek ben.

Lastiger wordt het als je onbekende mensen interviewt. Ik probeer me te focussen op namen, maar af en toe gaat het mis. Zo heette Johan eigenlijk John en Peter is gewoon Pieter. Vanochtend werd ik gebeld door Maria, of er sprake was van een typefout omdat in het artikel de naam Marian stond.

Ik ken mijn tekortkoming en laat mijn stukken altijd nog even lezen aan de geïnterviewden. En voor de toekomst; sorry mensen, het is geen onwil, neem het niet persoonlijk. Ergens in mijn genen is het misgegaan en ik bied hierbij alvast mijn nederige excuses aan voor de komende fouten.

zondag 20 november 2011

Do’s en don’ts van intro’s

Studenten derdejaars journalistiek maken een magazine. Al weken zijn ze druk met het bladritme, invalshoeken voor artikelen, fotografen zoeken, illustratoren en vormgevers briefen en schrijven. Veel schrijven. De meeste kunnen dat wel. De mooiste reportages en journalistieke verhalen komen binnen. De grappigste weetjes en onverwachte feiten worden verrassend fris opgeschreven.

Maar een onderdeel is onder de maat. Het schrijven van een intro. Zo’n klein pakkend verhaaltje dat de lezer het verhaal intrekt. Dat de urgentie van het verhaal laat zien. Lastig, heel lastig.

Daarom vijf do’s en drie don’ts.

Do:
1. Kort, korter, kortst. Gebruik niet meer dan 40 woorden en blijf schrappen. Hoe korter hoe beter.
2. Zorg dat het intro ontroert, verrast of spanning oproept.
3. Zorg voor afwisseling. Lange én korte zinnen. Desnoods van een woord.
4. Begin met een vraag.
5. Eindig met een belangrijke quote uit het interview of duidt het genre: een verhaal, het gesprek.

Voor alle do’s geldt: zorg in je magazine voor afwisseling. Want ook hier is variatie noodzakelijk om de lezer te blijven verrassen.

Don’t:
1. Geen details of centrale boodschappen, het gaat om de grote lijn.
2. Niet twee keer hetzelfde woord.
3. Geen lijdende zinnen.