Donderdagavond, 22.44 uur. Ik zit in de trein van Utrecht naar Houten. Ik deel de treincoupé met acht andere mensen. Twee zijn er verdiept in de iPhone, een meisje klapt haar Samsung open en kijkt verveeld op het scherm. Tegenover me zit haar vriendin die helemaal opgaat in haar Nokia. Naast mij, aan de andere kant van het gangpad, gaat iemand zich te buiten aan de frietjes van Burger King. Zodra de laatste friet op is, graait de jongen in zijn zakken, haalt zijn mobiel te voorschijn en sms-t er rustig op los.
Ik kijk opzij; een meisje met een suède jas en bontkraag. Ze belt niet, maar kijkt wel enorm verveeld voor zich uit en speelt met haar handen.
En ik? Ik denk alleen maar; nooit meer! Nooit meer wil ik met de trein. Niet omdat ‘ie te laat vertrekt, niet omdat we na twee minuten alweer stilstaan en veel te laat op de plaats van bestemming komen. Allemaal vervelend, maar dat kan ik wel aan.
Maar die nare sfeer. Ik roep bij binnenkomst nog vrolijk ‘goedenavond’, maar niemand reageert. Als ik de coupé uitloop, zeg ik ‘tot ziens’, maar ik verwacht geen woord terug. Komt ook niet. Iedereen kijkt verveeld zijn eigen wereld in. Zo saai, zo dichtbij, maar tegelijk zo ver van elkaar verwijderd. Ik voel me ineens heel eenzaam.
Zal ik dan ook maar een sms-sturen? Terwijl ik uitstap met de telefoon al in mijn hand, zie ik ineens manlief. Hij komt me ophalen. 'Waarom?', vraag ik. 'Omdat het regent en je anders zo'n eind moet lopen.' Ik geef hem een dikke kus en krijg een heel warm gevoel van binnen.
vrijdag 5 februari 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten